Instrumenteel
”Autonome kunst bestaat niet.”, zei filosoof Henk Oosterling tijdens het afgelopen Paradisodebat. Een kunstenaar kan wat relaties betreft autonoom zijn, voegde hij er aan toe, maar verder is kunst op zichzelf beschouwd altijd instrumenteel.
Hij heeft gelijk.
Kunst komt pas echt aan in de samenleving als het een maatschappelijke route bewandelt, via de straat, via de musea, de media. Wanneer een kunstenaar daartoe niet in staat is of hem de middelen ontbreken, wordt hem dat dikwijls aangewreven door een bepaald type ondernemer, die denkt dat hij zijn tent zonder subsidie overeind houdt en vergeet dat er karrenvrachten met geld als innovatiesubsidies en aanverwante regelingen naar het bedrijfsleven worden gereden. Want ook in de commerciële wereld gaat niks zonder steun van de belastingbetaler.
Ondernemerschap
Het is daarom een onzinnige redenering om de kunsten te verwijten geen ondernemerschap te tonen. Een kunstenaar is niet kunstenaar, pr-marketing specialist en ondernemer in één. Niemand heeft al die aanvullende kwaliteiten in zich verenigd. Ook de ondernemer in persoon niet.Wanneer een kunstenaar het een beetje slim organiseert dan zijn die kwaliteiten aanwezig in zijn netwerk, dat er vervolgens weer geld aan kan verdienen. Natuurlijk hebben ook musea daar een belangrijke taak in. En dat gebeurt.
Dat de wereld van kunst en cultuur over het algemeen maatschappelijk verbonden moet zijn, oog moet hebben voor de tijdgeest en de betekenis die zij voor de samenleving heeft, staat buiten kijf. Sinds de bezuinigingen die Rutte 1 doorvoerde in 2012 is er echter iets essentieels veranderd in de toon waarop men spreekt over de kunsten. Was het eerder vooral het populistische en reactionaire deel van het politieke spectrum dat neerbuigend deed over de kunsten in het algemeen, daarna werd het bijna 'mainstream' en worden kunstenaars en kunstinstellingen die niet in staat zijn massa’s mensen over de drempels te trekken neergezet als losers. Zelfs een groot deel van de 'intellectualia' vond de bezuinigingen wel een goede prikkel voor de wereld van kunst en cultuur om cultureel ondernemer te worden.
Mythe
Dat is een hardnekkige mythe. In november 2011 was er een bijeenkomst in het Scheepvaartmuseum waar staatssecretaris Halbe Zijlstra zijn visie benadrukte dat cultuurinstellingen ondernemingen moeten worden. Een vertegenwoordiger van het MKB hield hem voor dat je instellingen niet zomaar kunt veranderen in ondernemingen en sprak zijn zorg uit over de gang van zaken rond de kunsten in het land. De morbide omvang van de bezuinigingen was toen nog niet helder.
Die helderheid was er wel tijdens een bijeenkomst in Den Haag een jaar later, waarin het Blockbusterfonds van Joop van den Ende ten doop werd gehouden. Mark Rutte riep, doelend op ondernemers als Van den Ende die geprikkeld door de bezuinigingen in beweging zouden zijn gekomen, zijn staatssecretaris toe: "Halbe, het werkt!"
Naijleffect
Het mag dan zo zijn dat de huidige minister haar toon heeft gewijzigd, in essentie is er niet heel veel veranderd. De ruim 200 miljoen die indertijd uit het budget voor kunst en cultuur zijn geschrapt zijn op geen enkele wijze geherinvesteerd. De schamele 10 miljoen die de kunsten tegemoet mogen zien, tenzij de Tweede Kamer eind november moed toont en substantiële bijdragen verlangt, gaat ook nogeens ten koste van de subsidie aan particuliere monumenten. Het naijleffect van de desastreuze bezuinigingen wordt zo niet gestopt. Gemeentes en provincies schrappen nu in hun cultuurbudgetten.
Kind met het badwater
Het is hoog tijd voor bezinning. Dit is geen pleidooi voor het kritiekloos rondstrooien van geld. Het gaat om het feit dat de financiële maatregelen vanuit een gebrek aan wezenlijke betrokkenheid werden en worden genomen en dat er bovendien een schrijnend gebrek aan kennis, inzicht en historisch besef is. Daardoor worden kinderen met het badwater weggegooid. Het zijn de middelgrote instellingen met veel bewezen diensten, die om dreigen te vallen. Als dat gebeurt krijg je die nooit weer terug.
November 2016