Het museum van de 21ste eeuw?

Musea als objecten



Opnieuw uitvinden


Het museum van de 21ste eeuw is een gevleugeld begrip. De musea van nu proberen zich in veel gevallen opnieuw uit te vinden. In vaak bewonderenswaardige projecten trachten zij het contact met de wereld van nu te handhaven en proberen zij groepen te bereiken die niet tot de traditionele ‘cultuurgangers’ behoren. Stevig zetten zij in op educatie en doorlopende leerlijnen voor het onderwijs om zo de aansluiting met de aanstormende generaties te krijgen. Dat heeft succes gehad in de afgelopen jaren, al neemt het schoolbezoek aan musea licht af. Iets om in de gaten te houden. Ik kom daar in een ander verhaal binnenkort op terug.


Met het museumbezoek gaat het goed in het algemeen, al hebben middelgrote, lokaal gefinancierde musea het moeilijk, omdat veel gemeentes stevig moeten bezuinigen en het korten op de bijdragen aan kunst- en cultuurinstellingen daar helaas bij betrekken.


Uitzonderingen


De musea zijn hoe dan ook stevig in beweging. Je zou haast vergeten dat er uitzonderingen zijn. Het missiemuseum in Steyl bijvoorbeeld. Daar moet je niets aan willen veranderen. Dat gebeurt dan ook niet. Het museum verbeeldt een uniek verhaal. Er lijkt hier sprake van een museum als object, waarachter een persoonlijke, soms dramatische geschiedenis schuil gaat. In het geval van het Missiemuseum in Steyl betreft dat de missionarissen die door de Congregatie van het Goddelijk Woord de wereld in werden gestuurd in de 19de eeuw om het woord van God te verkondigen. Vanuit hun uitheemse verblijfplaatsen stuurden ze voorwerpen en opgezette dieren naar Nederland. Dat zien we tegenwoordig als een illegale praktijk. Het is stelen van erfgoed, waarover de kranten vaak berichten de laatste jaren, omdat de rechtmatige eigenaren de spullen terugeisen van musea waar ze vaak lang geleden terechtkwamen. Met als meest bizarre variant een kwestie die hier in Nederland speelde: een zeer gelovige gemeente vroeg de schedels van vroegere bewoners terug van een museum, omdat dit anders problemen zou geven bij de wederopstanding.

In de tijd van deze missionarissen speelde die eigendomskwestie niet. Er was geen televisie of welk modern communicatiemiddel dan ook. Het doel van deze zendingen was de mensen hier ter plaatse kennis te laten nemen van verre culturen. Daar houden we het dan maar op.

Een tweede voorbeeld van een museum dat zelf een eigenlijk object is, is het Isabella Stewart Gardner Museum in Boston. Dit Palazzo is een replica van een Venetiaans Palazzo waar Isabelle Gardner(1840-1924)zo van hield. Ze heeft haar favoriete plek als het ware mee naar huis genomen.
Wat in ieder geval bij mij een voorzichtige glimlach opwekt is dat men hier de tegenwoordig algemene geaccepteerde museumregels en beetje aan zijn laars lijkt te lappen.Vitrines met allerlei parafernalia worden met doeken bedekt tegen te veel licht van buiten. Je mag ze als bezoeker oplichten om te zien wat er in zit. En dan nog moet je je best doen om te zien wat er verschijnt. Het heeft iets aandoenlijks. De toelichtingen op de diverse ruimten zijn in geplastificeerde kaarten voor de bezoeker in houten bakken beschikbaar, schilderijen hangen heel huiselijk hier en daar een beetje scheef. Kortom: schijnbaar genoeg om je aan te ergeren als gepokt en gemazeld museumfiguur. Maar nee. Want het is zo’n bijzonder mooi gestold verhaal van een vrouw van rijke komaf die na het verlies van haar 2-jarige zoontje geen kinderen meer kon krijgen en met haar echtgenoot Jack Stewart door de wereld trok. Met het geld van een erfenis legden ze een verzameling aan, die de basis van dit museum is. Deze ‘Palazzo-replica’(Fenway Court) is de nalatenschap van deze depressieve en excentrieke vrouw, die in haar testament heeft bepaald dat aan de inrichting niets mocht worden veranderd. Iedereen kan er sinds de opening in 1903 van genieten.Een museum om te koesteren.


30 Januari 2016

Op de schildersezel: 'Harmony in blue and silver' van James McNeill Whistler (Collectie Isabella Stewart Gardner Museum)